Omdat Venlo ‘slechts’ een halve marathon is, zijn exorbitante kilometeraantallen ook niet cruciaal. De extra vrije tijd kon dus dagelijks gevuld met rompatbiliteits-krachttraining (Lees: geen heerlijke kilometers, maar verschrikkelijke sit-ups). Aangezien mijn vriendin al sinds haar 11e plek bij het NK halve marathon in oktober geblesseerd, is zij al langer gewend aan dit trainingsregime. Dagelijks deden we braaf onze oefeningen, die, zo wisten we zeker, zich uiteindelijk zouden uitbetalen.
Inderdaad won ik bij terugkomst in Nederland direct nog een cross en de week daarop een 10km in Weert. Alles leek dus goed te gaan. Daags voor de wedstrijd deed ik om de tijd te doden nog een laatste keer wat rompstabileit en off-we-go. De doorkomst in Venlo na 5km was goed en op schema richting de geplande 1:06. Twee kilometer later kwam echter een ontzettende buikkramp op, moest ik het tempo noodgedwongen minderen, en zelfs iets na het 10km-punt stoppen.
In het uitlopen naar de finish trok de pijn gestaag weg, maar werd het vraagteken des te groter. Nu blijkt dat een buikspiertje beschadigd is geraakt wat de vernedering van het moeten stoppen veroorzaakte. Hoe dom.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten